De korte broeken discussie

Gepubliceerd door Sander op

De afgelopen dagen is er, met name op LinkedIn, een verwoede discussie gaande over het al dan niet acceptabel zijn van een korte broek op de werkvloer. Omdat het best een interessante kwestie is, die overigens jaarlijks terugkomt, doe ik ook maar een duit in het zakje. Toegegeven, wellicht ben ik wat bevooroordeeld, want terwijl ik dit typ zit ik immers heerlijk in mijn korte broek in de zon, maar wie weet zet ik toch wat mensen aan het denken.

Even los van de praktische vraag of je het kunt maken om iemand te verplichten een lange broek te dragen in de verzengende, muffe hitte van een kantoor, is er nog een bredere, veel belangrijkere, discussie. Namelijk die over kledingvoorschriften in zijn algemeenheid. Volgens mij ligt de kern van ieder succes in de mogelijkheid van een bedrijf om het beste uit zijn werknemers te halen. In mijn beleving doe je dat door ze zich zo prettig mogelijk te laten voelen, en dát doe je weer door ze zoveel mogelijk zichzelf te laten zijn. Kleding is iets heel persoonlijks, en het heeft aantoonbaar effect op iemands gemoedstoestand. Hoe ongemakkelijker iemand zich voelt, hoe minder hij presteert. In den beginsel zou je dus uit prestatieoverweging helemaal geen dresscode moeten willen hebben.

Nou hoor ik je denken… “ja, maar het moet wel representatief zijn”. Daar ben ik het mee eens, maar volgens mij is dat situatie afhankelijk. Als iemand de hele dag op zijn kantoortje zit te tikken en geen afspraken heeft, wat is dan de noodzaak? Is het dan niet veel belangrijker dat hij lekker zit te werken? Dat is overigens ook één van de redenen waarom mensen die thuis mogen werken beter presteren. Eigen omgeving, eigen kleding, eigen koffie… hoe dichter iemand bij zichzelf blijft, hoe hoger het prestatieniveau. Natuurlijk, er zijn grenzen, maar enige flexibiliteit in de kledingvoorschriften kan écht geen kwaad.

Sowieso is het begrip ‘representatief’ natuurlijk volledig subjectief. Er is blijkbaar ooit eens iemand geweest die heeft bedacht dat een overhemd, stropdas en jasje geldt als representatief. Dat heeft iets te maken met associatie, en op de één of andere manier wordt het gerelateerd aan een vorm van betrouwbaarheid. Daar heb ik nog wel een leuke anecdote over. Mijn oma maakte ooit eens een paar duizend gulden over naar een man die bij haar aan de deur kwam en vertelde dat hij de tuin opnieuw zou bestraten. We hebben die man nooit teruggezien. Toen ik haar vroeg waarom ze dat gedaan had, sprak ze de legendarische woorden: “Hij had een pak aan”.

Ikzelf heb die ervaring in zekere zin ook. Ik heb tegenover jongens in verschoten T-shirts en versleten spijkerbroeken gezeten die verschrikkelijk slim en creatief waren, en tegenover mannen in pak die urenlange onzin verkondigden. In het Engels hebben ze daar het mooie gezegde “Don’t judge a book by it’s cover” voor. Wat algemeen geaccepteerd wordt als representatief is mijns inziens eigenlijk een behoorlijk oppervlakkig en naief concept.

Dat neemt niet weg dat ik ook ruiterlijk zal toegeven dat ik er wel aan meedoe. Die oppervlakkigheid regeert en laten we eerlijk wezen, als je op een zakelijk gesprek in je comfortabele kloffie binnenkomt sta je eigenlijk al 2-0 achter, tenzij je Steve Jobs heet. Toch hoop ik oprecht iedere keer weer dat het niet alleen maar gaat over hoe netjes ik me gekleed heb, maar vooral over de inhoud van wat ik te vertellen heb. Dat mijn kennis, kunde en ervaring belangrijker zijn dan mijn blazer. En vanuit die gedachte hoop ik ook dat er ooit een dag komt dat men zich drukker maakt over de kwaliteit die ze leveren, dan over een korte broek.